Zelfverzekerd fotograferen
Een goede voorbereiding is het halve werk. Zorg ervoor dat je kennis op peil is en dat je weet wat je doet. Als dat samen met je apparatuur in orde is, komt dat ten goede aan je houding tijdens de shoot. Als fotograaf geef je immers leiding aan je team. Zij staan op je te wachten wanneer je zit te frunniken aan je toestel omdat je niet weet wat je moet doen. Een lege batterij of een overvolle geheugenkaart zijn hét recept je zelfverzekerdheid een deuk te geven. De kunst is dan weerstand te bieden aan die gevoelens en volle aandacht te geven aan het oplossen van elke uitdaging die je voorgeschoteld krijgt.
Terwijl twee modellen en een MUA op een toplokatie als deze zich klaarmaken voor hun shoot, stijgen hun verwachtingen evenredig met het uitzicht. En terecht. De fotograaf moet het nu waar gaan maken.
Fototechniek: reflecties.
Na de eerste verwondering over de schoonheid van de lokatie, staat de eerste horde die genomen dient te worden direct klaar. De ramen bieden uitzicht over de Maas, de Erasmusbrug en de Kop van Zuid met haar karakteristieke skyline, maar zijn ook gevaarlijke spiegels bij het gebruik van flitslicht. Het is een hele uitdaging deze reflecties te voorkomen, want ook de vloer spiegelt én de balustrade buiten is omlijnd met hellende glasplaten. De juiste hoek kiezen is essentieel (hoek van inval is hoek van uitval, hebben we ooit geleerd). Een slimme tip: plaats je flitser wat hoger dan je gewend bent. Hierdoor flits je meer naar beneden en heb je minder last van de reflectie.
Vergeet niet ook gebruik te maken van reflecties, zowel van de ramen als die van de vloer. Reflecties van de modellen, wel te verstaan. Deze kunnen je foto extra interessant maken.
Fototechniek: de mix van omgevingslicht en flits
Nadat de flitser samen met een reflectieve paraplu op de standaard staat, begin je met de belichting van datgene wat je niet kunt beïnvloeden, namelijk de achtergrond. De eerste foto's maak je dus zónder model en zónder flits. Met de camera of een andere spotmeter, kijk je naar de hooglichten en daarna naar de schaduwen om de belichting optimaal te maken. Daarbij houd je rekening met de maximale sluitertijd die je kunt gebruiken om je flitser aan te sturen (cross-sync of X-sync genoemd) en met het diafragma dat je wilt gebruiken om de achtergrond scherp of juist onscherp in beeld te brengen.
Vervolgens vraag je het model om positie in te nemen. Met een lichtmeter zorg je ervoor dat de flitser een output geeft die precies overeenkomt met je diafragma-instelling voor de juiste belichting van de achtergrond, bijvoorbeeld f/5,6. Wanneer je een wat hoger getal kiest, maak je de achtergrond donkerder en moet je flitser wat meer power geven. Kies je een lager getal, dan maak je de achtergrond lichter en mag je flitser het wat rustiger aan doen. Heb je eenmaal de juiste mix te pakken, zorg dan bij elke foto die je maakt dat de afstand tussen de flitser en je model hetzelfde blijft. Wanneer deze afstand varieert, valt er immers ook meer of minder flitslicht op je model en wordt hij of zij verkeerd belicht (over- of onderbelichting). Mocht de afstand tóch noodzakelijkerwijs veranderen, dan meet je opnieuw. Wanneer je op gevoel gaat compenseren (door verhogen of verlagen van je diafragma), loop je de kans dat je jezelf gaat najagen. Door telkens een kleine overcompensatie te maken, ga je zodanig fluctueren dat elke foto mislukt. Meten is weten. Gokken is..... onprofessioneel. Tenzij je op elke foto de belichting spot on hebt... dan ben je een héld.
Model aansturen